Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0234

Datum uitspraak2006-01-25
Datum gepubliceerd2006-01-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505753/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan appellante een herplantplicht opgelegd voor één linde in de handelsmaat 80-90 op het perceel Amersfoortseweg 35 te Apeldoorn op de locatie van de gevelde linde, waarbij is bepaald dat deze herplant vóór 1 april 2005 dient te worden uitgevoerd.


Uitspraak

200505753/1. Datum uitspraak: 25 januari 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Koningin Julianatoren B.V.", gevestigd te Apeldoorn, appellante, tegen de uitspraak in zaak no. 04/1415 van de rechtbank Zutphen van 17 mei 2005 in het geding tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. 1.    Procesverloop Bij besluit van 6 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan appellante een herplantplicht opgelegd voor één linde in de handelsmaat 80-90 op het perceel Amersfoortseweg 35 te Apeldoorn op de locatie van de gevelde linde, waarbij is bepaald dat deze herplant vóór 1 april 2005 dient te worden uitgevoerd. Bij besluit van 30 augustus 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 17 mei 2005, verzonden op 24 mei 2005, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 augustus 2005. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 11 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door J. Buter, R. Noorlander en E. Dreef, bijgestaan door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.D.G. Visser, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 4.5.1, aanhef en onder c, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2001 (hierna: de APV), voor zover hier van belang, wordt onder vellen mede verstaan: het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.    Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen anders dan bij wijze van dunning.    Ingevolge artikel 4.5.5, eerste lid, van de APV, voor zover hier van belang, kan het college de vergunning bedoeld in artikel 4.5.2 weigeren dan wel onder voorschriften verlenen, in het belang van de handhaving van: - natuur- en milieuwaarden; - landschappelijke waarden; - cultuurhistorische waarden; - waarden van stads- en dorpsschoon; - waarden voor recreatie en leefbaarheid.    Ingevolge artikel 4.5.5, tweede lid, kan tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.    Ingevolge artikel 4.5.5, zesde lid, mag gedurende zes weken na de bekendmaking van de vergunning van de vergunning geen gebruik worden gemaakt.    Ingevolge artikel 4.5.6 van de APV kan het college toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of spoedeisend belang.    Ingevolge artikel 4.5.8, eerste lid, van de APV kan het college, indien houtopstand, waarop het verbod tot velling als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevond of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn. 2.2.    Appellante komt tevergeefs op tegen het oordeel van de rechtbank dat het college naar aanleiding van de zonder vergunning op 28 of 29 oktober 2002 gevelde linde in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid een herplantplicht op te leggen.    Appellante gaat er aan voorbij dat het college bij besluit van 28 maart 2002 vergunning voor het vellen van de linde heeft geweigerd op de grond dat de linde gezond en beeldbepalend was. Aangezien appellante tegen dit besluit geen bezwaar heeft gemaakt staat daarmee vast dat de gevelde linde een gezonde waardevolle boom betreft.    Derhalve had het college ook indien vanwege de door de storm van 27 oktober 2002 aan de linde veroorzaakte schade toestemming als bedoeld in artikel 4.5.6. van de A.P.V. en vergunning zou zijn gevraagd en verkregen voor het vellen van de linde, gelet op artikel 4.5.5., tweede lid, van de A.P.V., daaraan het voorschrift van herplanting kunnen verbinden.    Gelet hierop kan niet worden staande gehouden dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de bescherming van de landschappelijke waarden van de omgeving van de gevelde linde. 2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens    w.g. Wilbers-Taselaar Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2006 71-465.